Lucia Simao: ‘Ik kan niet alleen knielen, ik moet ook dingen doen’ - NRC
Terug naar de krant

Lucia Simao: ‘Ik kan niet alleen knielen, ik moet ook dingen doen’

Leeslijst achtergrond

Vrijwilligerswerk Lucia Simao mocht als kind haar vader alleen via haar moeder aanspreken. Ze ziet het als haar taak vanuit „een boze jeugd” andere mensen licht te brengen.

Leeslijst

Voor iemand die een behoorlijk onthechte jeugd heeft doorgemaakt, is ze opvallend veel bezig met relaties tussen mensen, met contacten leggen, met het begeleiden van senioren, zieken en stervenden. Evenzogoed gaat ze wekelijks om met een groep peuters en kleuters.

En met ‘onthechte jeugd’ bedoel ik: Lucia Simao (50) groeide op als kind van twee Nederlandse Indo’s, die in 1952 hun Indonesische geboortegrond verlieten, ook voor hun eigen veiligheid, en vertrokken naar Amsterdam. De toekomstige echtelieden bleken op dezelfde boot te zitten, de Johan van Oldenbarnevelt, maar dat ontdekten ze pas in Nederland, toen ze elkaar vonden en trouwden en kinderen kregen.

Lucia vertelt achteloos iets over dat gezinsleven, alsof het een detail is dat iedereen wel zal herkennen: dat zij haar vader nooit rechtstreeks mocht aanspreken, maar dat zij zich altijd tot haar moeder wendde met de woorden: ‘Mama, kunt u aan papa vragen of…’ Vul maar in. Vader sprak indirect via de stem van zijn vrouw, als een orakel, zowel in Dordrecht als in Krimpen aan den IJssel, waar de Simao’s uiteindelijk gingen wonen.

Ik vind het een ongelooflijk verhaal: het waren de jaren 70 en 80 in Nederland. Maar Lucia constateert simpelweg: „Ik ben in boosheid opgegroeid, want mijn vader was boos, een boosheid die hij weer geërfd had van zíjn vader, die als KNIL-militair tot dwangarbeid werd gedwongen aan de Birmese spoorlijn.”

Ik zie Lucia Simao bijna wekelijks, ook vaak zonder haar te spreken: in de kerk, tijdens de mis, loopt zij met een sliert aan peuters en kleuters achter zich aan naar het altaar, waar de jongsten een kaarsje neerzetten – „licht brengen”, zoals Lucia het omschrijft. De kinderen mogen zelf zeggen aan wie ze het kaarsje opdragen.

Kort daarvoor heeft Lucia hun iets verteld over God en over Christus, tijdens de zogeheten kindernevendienst: de stoet die halverwege de liturgie de kerk binnenkomt, wekt lichte ontroering. Het is een kort moment, en weg zijn ze weer, verdwenen in de naastgelegen pastorie.

Foto Khalid Amakran

Daar heb ik nu ook afgesproken: in de pastorie van de Nicolaasbasiliek in Amsterdam, waar Lucia sinds kort werk heeft gevonden als administrateur, tegen een kleine financiële vergoeding. En waar ze nu een eigen kantoor tot haar beschikking heeft, om in alle rust te kunnen werken, thuis heeft ze twee kinderen. Als vrijwilliger bezoekt ze, ook voor de kerk, zieken en mensen die om welke reden dan ook niet in staat zijn de eucharistieviering zelf bij te wonen. Ze is (onbetaald) coördinator van de bezoekgroep, zoals dat heet, brengt de door de priester gewijde communie rond, praat met mensen thuis, leest het evangelie, bidt soms met ze, wanneer ze daarom vragen.

Al met al stopt ze zo’n tien uur vrijwilligerswerk per week in deze kerkzaken. En o ja, ze leidt daarnaast een uitvaartbedrijf, omdat ze zich gespecialiseerd heeft in stervensbegeleiding.

Grove schatting: werkweken van 80 à 90 uur.

Geen katholiek

En dan te bedenken dat Lucia Simao tot haar veertigste ervan overtuigd was dat ze misschien wel een god, maar zéker geen kerk nodig had. En katholiek zou ze in ieder geval niet worden, want van haar vader wist ze: ‘Daar bidden ze tot Maria. En dat is niet goed.’

Weer de raadselachtige vader, met wie ze pas tien jaar geleden over zijn Indonesische verleden sprak. „Die man liep wel het plankier op naar de boot, maar had geen idee waar hij naartoe ging. Ja, naar Nederland. Maar dat hij daar aanvankelijk bij een familie terecht zou komen die na zijn vermoeiende lange reis meteen meedeelde: ‘Net te laat, geen eten meer, want de aardappels zijn al geteld’, zoiets had hij nog nooit meegemaakt.” Daarna waren er voor hem pensions en daarna dus een huwelijk, een eigen huis en kinderen.

Tot haar zesde bezocht ze met haar ouders de Nieuw Apostolische Kerk, een orthodox-protestants kerkgenootschap ontstaan in de 19de eeuw. Maar toen en daar moet er iets zijn voorgevallen, Lucia weet het niet, maar van de ene op de andere dag ging niemand meer naar de kerk. Einde – en zoals zo vaak: geen verdere uitleg.

Erg verbonden met anderen uit de stad voelde ze zich toch al niet. Ze heeft lang niet bewust geweten dat ze een ‘bruin meisje’ was, zeker terugziend op de witte meerderheid op straat en school van toen. Later hoorde ze van een schoolvriendinnetje dat ze niet kon worden uitgenodigd voor een verjaardagspartijtje ‘want mijn moeder wil geen bruine mensen in huis’.

Nu voert Lucia een stoet kinderen aan van wie van velen gekleurd zijn, bruin, gemengd, zwart. Het meisje dat niet mee mocht doen is nu de leidster, degene die onderwijst.

De term religie komt van het Latijnse ‘religare’, volgens kerkvader Augustinus, en dat wil zoveel zeggen als ‘verbinden, samenbinden’. Ik leg het Lucia voor, zij knikt, maar terwijl ik het zeg, weet ik dat zij de doener is, die ook zonder filosofische of theologische verklaringen aan de slag gaat.

Er doet zich een onbeduidend voorval voor tijdens ons gesprek: we zitten in de grote pastoriekeuken, Lucia heeft taart gehaald, ze serveert het op een bordje en ik laat een stuk vallen op het tapijt. Nog voordat ik in de benen kan komen heeft ze papier bij de hand, een doekje, geeft me een nieuw stuk, een nieuw mes. „Jij bent heel proper”, zeg ik. Zij: „Maar het is ook niet mijn eigen keuken, ik ben hier te gast.”

Foto Khalid Amakran

Andere mensen helpen, dienstbaar zijn, weldoen: dat wordt tegenwoordig niet zomaar als kwaliteit gezien, zeker niet als vrouwen zich eraan wijden. Ik vraag naar de positie van de Indo’s in Nederland, die lange tijd vooral geen overlast wilden geven. Lucia vult aan: „Die zogenaamde geruisloze integratie van ons: alles moest binnenskamers blijven en je was beleefd tegen de witte Nederlander.”

Uitbundig zingen

Ook zonder kerk was er de overtuiging dat zij gedragen werd, en wel door God. Ze ging naar de mavo, ze klom op tot directiesecretaresse, en weer later schreef ze zich in voor de koksschool. Ze vroeg aan mensen die ze ontmoette of die haar iets konden vertellen over het geloof dat ze aanhingen, of over de kerk die ze bezochten. „Ik was daar kennelijk erg mee bezig, maar de meesten werden heel ongemakkelijk van mijn vragen. Totdat de ouders van een vriendin zeiden: ‘Ga met ons mee.’ Dat werd de Crossroads-kerk in Amstelveen, een internationale gemeenschap met activistische en evangelische trekken. Lucia: „Het was geen kerkgebouw, het leek meer op een school of een sporthal en dat vond ik me-teen geruststellend. En het eerste wat ik hoorde was muziek, een uitbundig zingen. Nou had ik als puber in popbandjes gezongen, dus dat was thuiskomen.” Ook bij Crossroads werd ze direct actief.

Inmiddels had ze iemand leren kennen via de koksschool: ze vond het prettig als hij eens met haar meeging naar de samenkomsten. Dat deed-ie, een beleefdheidsbezoek, want gegrepen werd hij niet. Deze man was bezig zich te oriënteren op het katholicisme, en dat had ook hij niet van huis uit meegekregen. Dan moest zij ook eens met hem mee, vond hij, naar de Nicolaasbasiliek in Amsterdam. Ze ging met tegenzin.

„Maar ik zat daar, en werd meteen geraakt door de woorden van Jim Schilder, de kapelaan die toen voorging. Het was alsof hij alles persoonlijk aan mij vertelde. Daar was een man, een vaderfiguur die voortdurend tot mij sprak.”

De tweede keer dat ze de mis bezocht, zat er een zwerver naast haar in de bank. Weer voelde ze zich verbonden met de plek, en met de vreemdeling naast haar. „Ik ben niet lang daarna, op 26 maart 2016, katholiek geworden. De doop was niet meer nodig, ik ontving het Heilig Vormsel.”

Maar vóór die tijd was ze al gevraagd om coördinator te worden van de kleine kinderen in deze katholieke kerk. „En dat moest ook zo zijn, want ik kan daar niet alleen zitten en bidden en knielen, ik moet dingen doen, ik moet met anderen in de weer zijn.” Inmiddels is Lucia Simao verweven met de katholieke kerk, die haar rust brengt. Ook daarom is ze blij met haar kantoortje in de pastorie, in deze hectische tijden, met kinderen thuis. „En ik ken hier inmiddels ook zoveel mensen, ik ben gehecht aan deze gemeenschap.”

Ineens schiet haar deze anekdote te binnen: „Het gaat over mijn naam, en over wat mij te doen staat in mijn leven. Ik zie een zwerver, buiten op het plein voor de kerk, die aan het wroeten is in een prullenbak. Ik eet op dat moment net een broodje, en spreek de man aan: wil hij misschien ook een stuk hebben? Hij kijkt verrast op en zegt dan in echt bekakt Nederlands: ‘Maar mevrouw, wat ontzettend aerdigh van u.’ Hij heet Hans, hij zegt dat-ie net uit Rome komt, en zodra hij mijn naam hoort roept hij uit: ‘Lucia, dat is licht geboren tijdens de dageraad.’”

Ze vat samen: „Het is mijn taak vanuit mijn boze jeugd het licht te brengen naar de mensen.”

Een versie van dit artikel verscheen ook in de krant van 30 juli 2022.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in