Hoe hebben vissen en planten de zondvloed overleefd? - Logos Instituut

Hoe hebben vissen en planten de zondvloed overleefd?

by | mei 8, 2024 | Logos Basics, Zondvloed

Hoe hebben vissen en planten de zondvloed overleefd?

In hoofdstuk 14 van het boek Hoe bestaat het! gaan de auteurs in op de vraag hoe vissen en planten de zondvloed hebben kunnen overleven. De Bijbelse vertelling van de zondvloedgeschiedenis leert immers dat alleen vogels en door de neus ademende landdieren met Noach in de ark meegingen. Vissen en planten hebben dus heel wat te verduren gekregen. Dit artikel laat zien dat hun overleving goed te verklaren is en dat er geen redenen zijn om aan de realiteit van de zondvloed te twijfelen.

  • Hoe overleefden zoutwatervissen de vermenging van zeewater met zoet water, en hoe overleefden zoetwatervissoorten in zout water?
  • Hoe overleefden planten de zondvloed?

vissen mangrove

Als de gehele aarde tijdens de zondvloed met water bedekt was, dan moet er een vermenging van zoet en zout water hebben plaatsgevonden. Veel hedendaagse vissoorten kunnen niet overleven in water met een zoutgehalte dat sterk afwijkt van hun gebruikelijke leefomgeving. Hoe hebben zij de zondvloed overleefd?

Let erop dat de Bijbel ons vertelt dat er alleen vogels en door de neus ademende landdieren aan boord van de ark waren (Gen. 7:14,15,21– 23).

We weten niet hoe zout de zee voor de zondvloed was. De zondvloed begon met het openbreken van alle ‘fonteinen des groten afgronds’ (Gen. 7:11). Wat de ‘fonteinen des groten afgronds’ ook geweest zijn, de zondvloed moet vergezeld zijn gegaan van omvangrijke aardbewegingen die werden veroorzaakt door het gewicht van het water. Dit heeft tot enorme vulkanische activiteit geleid.

Vulkanen spuiten grote hoeveelheden stoom uit, waarbij de lava onder water grote verhitting veroorzaakt. Daardoor worden mineralen opgelost en wordt er zout aan het water toegevoegd. Daarnaast zal er aan het eind van de zondvloed door erosie zout toegevoegd zijn aan het water toen het van de continenten af stroomde. Met andere woorden: we mogen aannemen dat het zeewater vóór de zondvloed minder zout was dan erna.

Het probleem dat vissen hebben met zout is het volgende: vis in zoet water is geneigd door middel van osmose water op te nemen, vanwege het zout in hun lichaam. Zoutwatervissen zijn geneigd water uit hun lichaam te verliezen, omdat het omringende zoute water een hoger zoutgehalte heeft dan hun lichaamsvocht.

Aanpassing aan zoet of zout water bij vissen vandaag

Veel van de huidige zeeorganismen zijn in staat grote veranderingen in het zoutgehalte te overleven, in het bijzonder de in estuaria (riviermondingen) en getijdebekkens levende soorten. Zeesterren bijvoorbeeld redden het nog bij 16 tot 18 procent van de normale zoutconcentratie van zeewater. Zeepokken kunnen blootgesteld worden aan minder dan een tiende van de gebruikelijke zoutconcentratie in zeewater.

Er zijn migrerende vissoorten die heen en weer trekken tussen zout en zoet water. Zalm, gestreepte zeebaars en Atlantische steur bijvoorbeeld, schieten kuit in zoet water en worden volwassen in zout water. Palingen planten zich voort in zout water en worden volwassen in meren en sloten. Verschillende soorten zijn dus in staat om zich aan te passen aan zowel zoet als zout water.

paling

Palingen kunnen, evenals veel andere zeedieren, in zowel zout als zoet water leven.

Er zijn ook aanwijzingen voor een na-zondvloedse ‘specialisatie’ binnen bepaalde vissoorten. De Atlantische steur bijvoorbeeld is een migrerende zout/zoetwatersoort, terwijl de Siberische steur alleen in zoet water leeft. Veel vissenfamilies1 bevatten zowel zoet- als zoutwatersoorten, bijvoorbeeld de families van de paddenvis, beensnoek, moddersnoek, steur, haring/ansjovis, zalm/forel, meerval, zuignapgrondel, stekelbaars, schorpioenvis en platvis. In feite hebben de meeste vissenfamilies die we vandaag kennen zowel zoet- als zoutwatervarianten. Dit doet vermoeden dat ten tijde van de zondvloed de eigenschap om flinke verschillen in zoutgehalte te doorstaan in de meeste vissen al aanwezig was. Sindsdien kan specialisering, door natuurlijke selectie, bij veel soorten hebben geresulteerd in het verlies van deze eigenschap.2

In Schotland zijn er kruisingen van wilde forel (zoet water) en kweekzalm (migrerende soorten) ontdekt,3wat erop duidt dat de verschillen tussen zoetwater- en zeesoorten minimaal kunnen zijn. Inderdaad lijken de verschillen in fysiologie vooral graduele verschillen te zijn in plaats van verschillen in type. De nieren van zoetwatersoorten scheiden overtollig water uit (de urine heeft een lage zoutconcentratie) en die van zoutwatersoorten scheiden overtollig zout uit (de urine heeft een hoge zoutconcentratie). Zoutwaterhaaien hebben hoge concentraties ureum in het bloed om water vast te houden in de zoute omgeving, terwijl zoetwaterhaaien lage concentraties ureum hebben om te voorkomen dat het water zich ophoopt. Als zaagvissen verhuizen van zout naar zoet water, verhogen zij hun urine-uitstoot met factor twintig en neemt de concentratie bloedureum tot minder dan een derde af.

Forel en zalm kunnen kruizen

Zoetwaterforel kan worden gekruist met zoutwaterzalm.

Grote publiekelijk toegankelijke aquaria maken gebruik van de mogelijkheden van vissen om zich aan te passen aan een ander zoutgehalte ten opzichte van hun normale leefomgeving. Zo kunnen ze zoet- en zoutwatersoorten namelijk samen tonen. Indien het zoutgehalte van het water maar langzaam genoeg veranderd wordt, kan de vis zich aanpassen. Dus allerlei vissoorten hebben tegenwoordig de mogelijkheid om zich binnen hun eigen levenscyclus aan zowel zoet als zout water aan te passen.

Om de zondvloed te overleven, zouden normaal ademende waterzoogdieren, zoals walvissen en dolfijnen, beter af zijn geweest dan veel vissen, omdat ze voor het opnemen van hun benodigde zuurstof niet afhankelijk zijn van schoon water.

Veel zeedieren zullen tijdens de zondvloed omgekomen zijn vanwege de onstuimigheid van het water, temperatuurveranderingen enzovoorts. Het fossielenbestand bestaat voor 95 procent uit zeedieren en getuigt daarmee van enorme verwoestingen onder de zeepopulatie.4 Sommige soorten, zoals trilobieten en ichthyosauriërs, zijn toen waarschijnlijk uitgestorven. Dit is in overeenstemming met de Bijbelse beschrijving van de zondvloed, die begon met het openbreken van ‘de fonteinen des groten afgronds’. Dat wil zeggen dat de vloed in zee begon; met ‘de grote afgrond’ zijn de grote oceanen bedoeld.

De mogelijkheid bestaat ook dat zich in sommige delen van de oceaan stabiele zoet- en zoutwaterlagen hebben gevormd en in stand zijn gebleven. Zoet water kan zich soms gedurende lange tijd boven op zout water bevinden.5 In de hogere breedtegraden zou het zelfs mogelijk zijn geweest dat de onstuimigheid van het water dermate gering was dat zulke lagen in stand bleven, zodat zowel de zoet- als de zoutwatersoorten in staat waren daar te overleven.

Het overleven van planten

Veel op het land voorkomende zaden kunnen lange periodes in verschillende zoutwaterconcentraties overleven.6 Feitelijk kan zout water het kiemproces van sommige soorten lange tijd verhinderen, zodat het zaad in zout water beter bewaard blijft dan in zoet water.

Andere planten zouden hebben kunnen overleven op drijvende matten vegetatie, of op het puimsteen van de vulkanische activiteit.7 Allerlei planten zijn bovendien in staat om zich vegetatief voort te planten.8

Veel planten zouden hebben kunnen overleven als meegenomen voedselvoorraad in de ark of als toevallige verstekelingen in deze voedselvoorraden. Veel zaden hebben uitsteeksels waarmee ze zich aan dieren kunnen vasthechten, zodat ze op deze wijze de zondvloed hebben overleefd. Weer andere hebben de zondvloed doorstaan in de magen van karkassen van dode planteneters. De olijftak die de duif bij Noach terugbracht (Gen. 8:11), toont aan dat de planten zich goed hebben ontwikkeld, voordat Noach en de zijnen de ark verlieten.

Conclusie

Er zijn diverse eenvoudige en aannemelijke verklaringen voor het overleven van zoet- en zoutwatervissen en planten. Er is geen reden om te twijfelen aan de realiteit van de zondvloed, zoals die in de Bijbel staat beschreven.

Hoe bestaat het?
Hoe bestaat het?

Dit artikel “Hoe hebben vissen en planten de zondvloed overleefd?””  is met toestemming overgenomen uit het boek: Batten, D., & Mediagroep In Genesis. (2009). Hoe bestaat het! 60 vragen over schepping, evolutie en de Bijbel (3de editie). De Banier.

Het betreft hoofdstuk 14,  ‘Hoe hebben vissen de zondvloed overleefd?’, pagina 227-231.

Dit boek is tevens te koop in onze webshop: https://webshop.logos.nl/winkel/doelgroep/bovenbouw-middelbare-school/hoe-bestaat-het/

Voetnoten

  1. ‘Familie’ is een van de hoofdclassificaties van vissen. Er zijn veel aanwijzingen voor kruisingen binnen de families – de forel-zalmfamilie bijvoorbeeld – die aannemelijk maken dat families de bijbelse vis-‘typen’ vertegenwoordigen.
  2. Zie hoofdstuk 1.
  3. B. Charron, ‘Escape to sterility for designer fish’, in: New Scientist 146 (1995), p. 22.
  4. Er zijn enorme aantallen zeefossielen. Als zij werkelijk waren ontstaan op de manier zoals door evolutionisten wordt beweerd, dus gedurende honderden miljoenen jaren, dan zouden overgangsfossielen geleidelijke verandering moeten aantonen. Maar overgangsfossielen schitteren door afwezigheid. Bovendien worden fossielen van wezens als kwallen, zeesterren en mosselen nabij de bodem gevonden van het fossielenbestand van meercellige organismen, en toch bestaan ze vandaag nog steeds, in wezen onveranderd.
  5. Dit komt door de dichtheidsverschillen van het water. Zout water is zwaarder dan zoet water. Hierdoor kan zoet water als het ware op zout water drijven. Als er weinig verstoring is door bijvoorbeeld stroming, zullen de zoutconcentraties in de verschillende lagen slechts langzaam veranderen
  6. G.F. Howe, ‘Seed germination, sea water, and plant survival in the Great Flood’, in: Creation Research Quarterly 5 (1968), p. 105-112. Ironisch genoeg was het Charles Darwin die heeft bewezen dat zaden maandenlang in zeewater kunnen overleven.
  7. Puimsteen is een vulkanisch gesteente dat gekenmerkt wordt door grote porositeit. Door de grote hoeveelheid kleine holtes in het gesteente is het zeer licht en kunnen vele soorten puimsteen op water blijven drijven. Via zeestromingen kan puimsteen ver van de plaats van uitbarsting terechtkomen.
  8. Denk aan het maken van stekken van een plant. Afhankelijk van de plant worden stekjes gemaakt van blad, stengel, tak of wortel. Eigenlijk is dit het klonen van de moederplant. De plant behoudt bij deze manier van voortplanting ook de oorspronkelijke eigenschappen.

Abonneer je op onze maandelijkse nieuwsbrief!