Athenaeum Boekhandel | Laatste cahiers 1951-1959

Leesfragment: Laatste cahiers 1951-1959

18 mei 2024 , door Albert Camus
| |

22 mei verschijnt Laatste cahiers 1951-1959 (Carnets iii) van Albert Camus in de reeks Privé-domein, nummer 329, in de vertaling van Tatjana Daan en met een nawoord van René Puthaar. Wij publiceren voor! Lees een fragment en reserveer je boek.

Van 1935 tot aan zijn dood in 1960 maakte Albert Camus notities in een negental schoolschriften, zijn cahiers. Na zijn dood verschenen in 1962 en 1964 de eerste zes cahiers als Carnets I en Carnets II. Pas veel later, in 1989, verscheen het derde deel met daarin de laatste drie cahiers. Camus had in 1951 net zijn Mens in opstand, over revolte versus revolutie, afgerond en wilde beginnen aan wat hij zag als de derde periode van zijn schrijverschap: die van de liefde, de levenslust en het geluk. Daaraan kwam op 4 januari 1960 een ontijdig einde door het verkeersongeluk waarbij hij de dood vond.



 

Zevende cahier
maart 1951 - juli 1954

‘Wie heeft ingezien wat groot is
moet daar ook naar leven.’
– Nietzsche

Voorwoord bij K. en t. ‘...en zo begon ik van kunst te houden, met die hevige hartstocht die met de jaren niet afneemt, maar juist almaar uitgesprokener wordt... Deze ziekte zorgde voor andere obstakels, en de lastigste, boven op die de mijne al waren. Maar uiteindelijk bevorderde ze die vrijheid van het hart, die lichte afstand tot de menselijke belangen die mij altijd heeft behoed voor de verbittering en het ressentiment. Sinds ik in Parijs woon, weet ik dat dit voorrecht (want dat is het) koninklijk is. In feite heb ik er overvloedig van genoten. Als schrijver ben ik begonnen met een leven in bewondering, wat in zekere zin het aardse paradijs is. En als mens zijn mijn hartstochten nooit “anti” geweest. Ze golden steevast de beteren of groteren dan ik.’

*

Verdwazing van de 20ste eeuw: de meest uiteenlopende geesten verwarren de voorliefde voor het absolute met die voor de logica. Parain en Aragon.

*

11 juni 1951. Brief van Régine Junier 4 die me haar zelfmoord aankondigt.

*

De schepper. Zijn boeken hebben hem rijk gemaakt. Maar hij houdt niet van ze en besluit zijn grote werk te schrijven. Hij schrijft alleen daaraan, telkens anders en opnieuw. Geleidelijk nemen eerst het geldgebrek en dan de armoede hun intrek in huis. Alles stort ineen, maar hij leeft in een verschrikkelijk geluk. De kinderen zijn ziek. Het appartement moeten ze verhuren, in een enkele kamer leven. Hij schrijft. Zijn vrouw krijgt zenuwinzinkingen. De jaren gaan voorbij en hij werkt door, in volledige overgave. De kinderen vluchten. Op de dag dat zijn vrouw in het ziekenhuis de geest geeft, zet hij zijn laatste punt, en degene die hem het droeve nieuws komt brengen hoort hem alleen zeggen: ‘Eindelijk!’

*

Roman. ‘Zijn dood was niet bepaald romanesk. Met hun twaalven werden ze in een cel voor twee gestopt. Hij kreeg geen adem en raakte bewusteloos. Hij stierf, tegen de groezelige muur gedrukt, terwijl de anderen, om bij het raam te komen, hem de rug toekeerden.’

*

nrf. Wonderlijk milieu dat dient om schrijvers geboren te doen worden en waarin die vervolgens alle schrijfplezier en lust tot scheppen verliezen.

*

Bij haar eiste het geluk alles, zelfs het doden.

*

Natuurlijkheid is geen aangeboren deugd; ze moet worden verworven.

*

Antwoord op de vraag naar mijn tien lievelingswoorden: ‘Wereld, pijn, aarde, moeder, mensen, woestijn, eer, armoede, zomer, zee.’

*

De eeuwige stem: Demeter, Eurydice, Pasiphaë, Penelope, Helena, Persephone.

*

O licht! Dat is in de Griekse tragedies de kreet van wie in de dood of in een vreselijk noodlot wordt gestort.

*

De man anno 1950: hij neukte en las kranten.

*

Ik heb altijd de indruk gehad op volle zee te zijn: bedreigd te midden van een vorstelijk geluk.

*

Grenier of de veinzer: alleen gelovend in wat niet van deze wereld is, doet hij net alsof hij in de werkelijkheid leeft. Hij speelt het spel mee, maar vol overgave. Zo goed dat je niet zou denken dat hij speelt. Hij veinst twee keer. En dan nog een keer: een deel van hem is werkelijk gehecht aan het vlees, aan de geneugten, aan de macht.

*

De aanvaarding van wat is, teken van kracht? Nee, daar zit onderworpenheid in. Maar de aanvaarding van wat is geweest. In het nu: de strijd.

*

De waarheid is geen deugd maar een hartstocht. Vandaar dat zij nooit liefdadig is.

*

Tics in het taalgebruik van M...: En zo – Al met al – En daar komt bij... Weet je wel, hè, weet je... – Ik vond haar niet interessant – Ze twijfelt aan iedereen, dus dat is lastig. – Kun je nagaan! Ik moet het nog zien – Dat is uniek – Toen het was dat ze geopereerd moest... – Verspreid bestek (ongelijk) – Toen was het een kwestie van zeggen, nou vooruit dan, dat zet ik je betaald – Je moet bedenken, ze had een manier van doen, weet je – En zo maar door – Zo zie je maar weer... – Je hangt de paljas uit (tegen haar echtgenoot die zonder trui de deur uit gaat).

*

Id. Augusta. Ze kreeg van een soldaat die ze gedurende de oorlog had geadopteerd, de volgende woorden van dank: ‘Mevrouw Pellerin, u was voor mij nog erger dan een moeder.’ Ze vertelt over het bombardement van Nantes. Ze werd midden op straat verrast en had met een vriendin onder een poort een heenkomen gezocht. ‘Ik droeg een vosje op een nieuw ensemble. Toen het voorbij was, had ik een overall aan.’ Haar vriendin verdween onder de brokstukken. ‘Ik heb haar aan de haren eruit getrokken. Ze had nog één vinger...’ ‘En al die tijd was mijn man dolgelukkig in de liefde, hij vroeg zich niet af of ik nog onder het puin vandaan zou komen... De dag ervoor had ik mijn identiteitskaart laten maken. Opvallende uiterlijke kenmerken, ik schreef: “Geen.” Een dag later had ik geen smoel meer.’

*

Een doopsgezinde die vijftig dagen en vijftig nachten doorbrengt in de duistere cel van Buchenwald. ‘Toen ik eruit kwam, kwam het kamp me even mooi voor als de vrijheid.’

*

‘Zij die op een gegeven moment op eigen krachten tot scheiding besluiten, blijven één enkelwezen.’ Hölderlin.De dood van Empedocles.
Id. ‘Maar jij, jij bent geboren voor een heldere dag.’
Id. ‘Voor zijn ogen, in een gelukzalig doodsuur op een heilige dag, heeft het goddelijke de sluier afgeworpen.’

*

[…]

 

Copyright © Éditions Gallimard, Paris, 1989
Copyright Nederlandse vertaling © 2024 Tatjana Daan / bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam
Copyright nawoord © 2024 René Puthaar

pro-mbooks1 : athenaeum