Voetbalcommentator Leo Oldenburger (58) duikt in het leven van Henny Vrienten: 'Geen biografie, maar een lofzang'

Leo Oldenburger schreef een boek over Henny Vrienten.

Leo Oldenburger schreef een boek over Henny Vrienten. Foto: Corné Sparidaens

Rockmuzikant had hij willen worden. Maar Leo Oldenburger (Emmen, 1965) verdient al 30 jaar als sportcommentator zijn brood. Ook zijn boeken staan bol van sport en muziek. Zijn nieuwste, dat 14 mei verschijnt, gaat over Henny Vrienten.

Lees meer over
Boeken
Muziek

Op 25 april 2022 schrikt Nederland op van het nieuws dat Henny Vrienten is overleden. Jeugdheld van weleer, 73 jaar pas. De televisie grijpt terug op beelden van gillende en flauwvallende tienermeisjes, de haren wild getoupeerd, groen-roze buttons op de mouwloze T-shirts: Doe Maar ontketende in de jaren 80 on-Nederlandse taferelen.

Henny Vrienten, het nieuwe boek van Leo Oldenburger (58), gaat over het muzikale leven van de zanger/bassist van Doe Maar, verteld door vele muzikanten die in de loop der jaren met hem samenwerkten. Van de prille beginjaren in de Tilburgse popscene via die roemruchte jaren 80 tot het einde van Vrientens werkzame leven als componist voor onder meer Sesamstraat en Het Klokhuis.

Vanwaar deze biografie?

„Vooropgesteld: Henny Vrienten zat helemaal niet te wachten op een biografie. Dat heeft hij meermaals laten weten, en dat is dit boek dus ook niet geworden. Eigenlijk is het een lofzang op zijn muzikale carrière. Het idee ontstond toen ik weer eens met Daniël Lohues zat te praten – we kennen elkaar al 100 jaar – en Daniël vertelde over het album van Henny dat hij in 2014 heeft geproduceerd. Daniël gebruikte het woord vakmanschap en ik dacht: dat is een mooi vertrekpunt voor een boek. Wat maakte Henny Vrienten nou de vakman die hij was?”

Hoe ben je te werk gegaan?

„Ik heb begin 2022 contact gezocht met Joost Belinfante en Ernst Jansz, twee mensen met wie Vrienten intensief heeft samengewerkt. Zij zeiden: leuk idee, maar we moeten wel weten wat Henny ervan vindt. Dus heb ik Henny in een mail mijn bedoelingen uitgelegd. Hij had er geen bezwaar tegen. Toen kon ik verder en heb ik contact gezocht met allerlei muzikanten die met hem gespeeld hebben.”

Mensen als Tom America, Frank Boeijen, Henk Hofstede en Boudewijn de Groot.

„Ja, ik ben niet zo gauw starstruck, maar als je tegenover zo’n Boudewijn de Groot zit, besef je wel even met wie je zit te praten.”

Waren er mensen die niet wilden meewerken?

„Ik had een afspraak met Xander, de zoon van Henny. Twee dagen van tevoren zegde hij af, omdat het niet goed ging met zijn vader. Na het overlijden van Henny was de situatie natuurlijk anders. Ik heb nog steeds goed contact met Xander, maar hij wil nu niet over zijn vader praten. Misschien dat het over een paar jaar wel zou kunnen, maar nu is het voor hem nog te vers. En dat snap ik.”

Aan de andere kant: het boek is een eerbetoon. Je bent niet op zoek geweest naar roddel en achterklap.

„Zeker niet. Maar mede daarom vind ik het zo belangrijk dat de direct betrokkenen erachter staan. Op een gegeven moment kreeg ik een telefoontje van Gala (Veldhoen, red.), zijn weduwe. Zij vond het wel erg vroeg voor een boek, midden in een periode van rouw. Dat snap ik volkomen. Dus heb ik gezegd: ook als het boek uiteindelijk niet verschijnt, vind ik het prima. Jij bepaalt vanaf hier grotendeels het tempo.”

En nu is het er alsnog.

„Vorig jaar zomer nodigde Gala me uit in Amsterdam. Ze wilde me als maker niet meer in de weg staan en deed me nog een paar ideeën aan de hand van wie ik zou kunnen spreken. Alles is in overleg gegaan. Voor de omslag hadden we bijvoorbeeld een prachtige foto in gedachten waarop Henny recht de camera inkijkt met een gitaar in zijn handen. Te heftig, vond Gala. Ook dat is begrijpelijk. Je moet je voorstellen dat zij een boekwinkel binnenkomt en dan recht wordt aangekeken door haar overleden man.”

In de brochure stond een omslag in Doe Maar-kleuren: roze en groen. Die knalde je tegemoet.

„Er moest heel snel iets anders komen. De uitgever had nog maar een dag of twee voor die brochure. Meteen na publicatie kreeg ik een mailtje van Gala, Jan Hendriks (de gitarist van Doe Maar, red.) en Ernst Jansz waarin ze stelden: dit kan niet. Ik was daar blij mee, eerlijk gezegd, want Doe Maar is niet het onderwerp van dit boek. Als suggestie stuurde Ernst mij een foto van een dichtbundel: sober, zwart-wit. En zoiets is het uiteindelijk geworden. Je ziet Henny van de zijkant, in de bescheiden rol die hem paste. Want Henny hield van zijn privacy, van zijn anonimiteit zelfs.”

Dat laatste zou je een overeenkomst met Daniël Lohues kunnen noemen. Een paar jaar geleden werd de door jou geschreven biografie van Daniël aangekondigd, maar die is nooit verschenen.

„In principe ligt er een pil van 350 pagina’s – 80.000 woorden – op de plank. Maar dat boek zal er waarschijnlijk nooit komen. Begin 2020, net voor corona, moest Daniël zijn tournee afzeggen om gezondheidsredenen. Na zijn herstel hebben we het er eigenlijk nooit meer over gehad. En dat terwijl ik nog bijna dagelijks contact met hem heb. Over het boek wordt niet meer gesproken.”

Klinkt als een hoop werk voor niets.

„Nee, het is goed zo. Ik vond het af en toe best lastig om hem te vragen naar bepaalde stappen die hij in zijn leven heeft genomen. Onderwerpen die je als vriend eigenlijk niet bespreekt, tenzij je misschien samen dronken aan de bar hangt. Waarom heb je geen vrouw? Waarom heb je geen kinderen? Zulke vragen stel je normaal gesproken niet als je aan de keukentafel zit met een kop koffie.”

Jij en Daniël speelden ooit in The Charlies. Je had net als hij beroepsmuzikant kunnen worden.

„Dat was ooit wel mijn droom. Van mijn ouders kreeg ik op mijn elfde een gitaar. Op de middelbare school ontmoette ik Peter Tol, die ook heel geïnteresseerd was in muziek. We besloten samen een bandje te beginnen. Drummer erbij, een extra gitarist. Zo leerden we elkaar muziek maken.”

Je eerste bandje heette The Screw.

„Ik heb er nog heel oude opnamen van. Je hoort jochies van 14, 15 jaar die maar wat aanrommelen. Maar je hoort ook het enthousiasme en de liefde voor muziek erdoorheen. Een grappig toeval is dat we begin 1981 Doe Maar hebben zien optreden in De Muzeval. Er waren hooguit dertig bezoekers, ik heb nog een foto waarop je Peter en mij voor het podium ziet dansen. Doe Maar begon als een vrij anarchistisch bandje: met The Screw speelden wij een cover van Wees niet bang voor mijn lul, van de eerste Doe Maar-plaat. Uit de tijd dat Henny Vrienten er nog niet bij was.”

Hoe wist je destijds van het bestaan van Doe Maar?

„Op de dinsdag- of woensdagavond werd bij de VARA of de KRO muziek gedraaid die wij interessant vonden. En zo heel veel was er niet te doen in Emmen, dus áls er een leuke band kwam, stond je vooraan.”

Je schreef ook algauw je eigen nummers.

„Meteen, als 11-jarige al. Die liedjes waren niet zo goed, maar ik deed het wel. Eigenlijk ben ik altijd nummers blijven maken. Met Peter dus, en met gitarist René Veenstra, de vader van zangeres Froukje. Of in m’n eentje, met een viersporenrecorder. Nu, pushing sixty, zijn we weer met nieuw materiaal bezig.”

Als The Charlies?

„Daar twijfelden we over. Een tijdje geleden heb ik met alleen René een nummer opgenomen, en dat hebben we uitgebracht onder de naam The Gretzky. Nu hebben we weer iets van ons drieën. Opgenomen in Nieuwkoop, waar René woont en een studiootje heeft. Peter woont tegenwoordig in Eenrum, tegen de Waddenzee aangeplakt. Die heeft gewoon thuis zijn baspartijen ingespeeld. We zijn over en weer wat ideetjes aan het sturen. Dat werkt heel inspirerend. Als je hoort dat iemand een ideetje heeft, ga je zelf ook weer wat verzinnen.”

Komt die muziekcarrière toch nog van de grond.

„Daarom ben ik ook nooit jaloers geweest op profvoetballers. Op een gegeven moment houdt hun carrière gewoon op. Ja, dan kun je nog een keer bij Ajax Legends meespelen, maar dat is toch anders. Als muzikant heb je niet zoveel last van ouder worden. Ik bedoel: de Stones zijn in de 80 en die hebben toch weer een heel aardige plaat uitgebracht. Dus ja, we doen het gewoon als The Charlies. Wij drieën en een vriendelijke drumcomputer.”

In 1989 verruilden jullie Emmen voor Utrecht, om de kans op een doorbraak in de popmuziek te vergroten. Die doorbraak is er nooit echt gekomen.

„Ik ben in ’91 uit de band gegaan, omdat ik vond dat ik maar eens volwassen moest worden en een baan moest nemen. Ik was 25 en had ervaring bij de lokale omroep. In Emmen had ik een cultuurprogramma gedaan, Dames en Heren geheten. Daar kwam de presentatie van een sportprogramma bij, omdat ik mijn leven lang al voetbalde. Eerst als keeper in de jeugd van VV Emmen, later bij Sportclub Angelso. Dus toen ik in Utrecht een cassettebandje liet horen waarop ik Ronald Koeman en Johan Cruijff interviewde, kon ik ook hier voor de lokale zender sport gaan doen.”

Het begin van een lange loopbaan op dat gebied.

„Binnen een jaar vroeg de regionale omroep of ik daar – tegen betaling – wilde komen werken. Ik had nog nooit geld verdiend, dus dat was interessant. Vanaf toen ging het snel: via de regionalen naar Eurosport, waarvoor ik jarenlang in Parijs heb gewerkt, en daarna door naar Sport7. Toen dat over de kop ging, in januari 1997, ben ik bij SBS gaan werken. Daar heb ik heel lang gezeten.”

Waarschijnlijk is dat waar de meeste mensen jou van kennen.

„Dat denk ik ook. Ik heb bij zeker honderd interlands commentaar mogen geven. Het summum binnen ons vakgebied. Mijn eerste wedstrijd was Noorwegen-uit, een vriendschappelijk duel. Na 4 minuten klonk de eindredacteur in mijn oor: ‘Leo, doe effe kalm aan. ’t Is maar vriendschappelijk, hè.’ Ik was veel te opgewonden.”

Later werd je rustiger.

„Niet om blasé te doen, maar alles went. Na een aantal keren is het zelfs gewoon om in Nou Camp rond te lopen en Lionel Messi op een paar meter afstand te zien voetballen in de Champions League. Je kunt niet de hele tijd geïmponeerd zijn in dit werk.”

Toch lijkt het me interessanter dan, pak ’m beet, Jong AZ-FC Den Bosch op de maandagavond.

„Die wedstrijden zitten er ook tussen. Maar het leuke is: je weet nooit wat er gebeurt. Voor hetzelfde geld wordt het 5-4 en heb je de avond van je leven. Je moet in dit vak voorbereid zijn op het onverwachte. Hoewel ik zei dat alles went, word je nog steeds verrast.”

Met jouw werk als sportcommentator begon ook je schrijverscarrière.

„Nou, carrière... Ik heb eigenlijk altijd geschreven, omdat ik het leuk vind om te doen. De eerste keer dat ik speelde met de gedachte om het uit te geven, was in 2004 met De Stem van Oranje. Dat is mijn dagboek vanaf het moment dat ik de vaste tv-commentator van het Nederlands Elftal werd. Achteraf best raar om met een boek over jezelf te beginnen.”

Je had in elk geval toegang tot de informatie.

„Daarna heb ik een boekje over darts geschreven en het allerdunste voetbalboekje ooit: over Drentse internationals. Dat waren er welgeteld drie, van wie er eentje in zijn eerste levensjaar verhuisde naar Den Haag.”

Allemaal sportboeken.

„Dat gold ook voor het boek daarna. Mijn jongste was inmiddels, net als ik, keeper geworden. En het viel me op dat in sportbladen en -boeken zelden aandacht was voor keepers. Ik dacht: als dat er niet is, ga ík Het Grote Keepersboek schrijven. Voor kinderen van, zeg maar, 6 tot 14 jaar. Ik vind het nog steeds heel geslaagd.”

De laatste jaren is je productie enorm hoog, met in 2022 bijvoorbeeld een boek over Shocking Blue-zangeres Mariska Veres. Hoe kies jij je onderwerpen?

„In het algemeen: ik moet er iets mee hebben. En het mag wel een beetje een randje hebben, een beetje schuren. Dat was bij Mariska Veres zeker het geval.”

Na je boek over Henny Vrienten staat de volgende uitgave alweer gepland: ‘Kleine Jongen, het leven van André Hazes’.

„Heel eerlijk: ik heb niet zo heel veel met de muziek van Hazes. Maar die man doet me wat, en ik vind hem echt een goede zanger. Nou heeft hij er een redelijke zooi van gemaakt in zijn leven, maar wat blijft staan zijn de liedjes. Dus ik ben voornamelijk gaan zoeken naar waar die vandaan zijn gekomen. En ja, de drek komt ook wel naar boven. Dat kan niet anders, want het verklaart voor een deel waarom je alles gelooft wat Hazes zingt. Maar ook in dit boek zal de muzikant in mij het winnen van de riooljournalist.”

Boek

Het boek Henny Vrienten van Leo Oldenburger verschijnt op 14 mei bij Alfabet Uitgevers (256 blz., 22,99 euro). De nieuwe single van The Charlies, Intergalactic Love Making, staat op Spotify.


Paspoort

Naam: Leo Oldenburger

Geboren: Emmen, 16 november 1965

Woonplaats: Utrecht

Schooltijd: School 7 en GSG in Emmen

Loopbaan: 1980-heden muzikant bij The Screw, Peep University, The Charlies; 1988-1991 lokale omroepen in Emmen en Utrecht; 1991-1996 RTV Utrecht; 1991-1996 Eurosport; 1996 Sport7; 1997-2019 SBS6; 2010-heden ESPN

Oeuvre: De Stem van Oranje (2004); Darts, een kroegspelletje verovert Nederland (2006); Turfstekers in Oranje (2008); Het Grote Keepersboek (2017); Keepers zijn gek (2018); Piet Keur, Stappen en Scoren (2019); 1 van de 11, de keepers van Oranje (2020); And Venus was her name (2022); Xavi, het verhaal van het wonderkind met de gouden krullen (2023); Nyck de Vries, racen in de schaduw van Max Verstappen (2023); Henny Vrienten (2024)

Privé: getrouwd met Mariska Kragten, vader van Lars (28), Lola (20) en Flint (18)